zondag 10 juni 2007

Klier

Ach Heer,
hoe moeten wij, de verstandige mensch, den heerschenden elite en het beschaafde heerenvolk, toch omgaan met de proleten, de patjepeeërs, het plebs, de onderklasse. Wat moeten wij toch met den stinkenden arbeider en den dikke man met snor en bril.
In welk etablissement zijn wij intelligente wezens toch nog veilig voor de op agressie gerichte mannen met bierbuiken, de jongens van Jan de Wit, die spieren hebben als staalkabels en niet zullen aarzelen deze te gebruiken teneinde onze vrouwen te schaken.

Heer, verlos ons toch van deze abjecte randfiguren. Verlos ons toch van het lawaai van bouwvakkers op maandagochtend, verlos ons van het gefluit naar vrouwen, het gejank van te harde radio’s op steigers en vinex-woningen in aanbouw. Help ons Heer, in onze dagelijkse martelgang over de ijzeren wegen, waar onze wagons bestuurd worden door mannen, vooral veel mannen, in blauwe pakken en gewapend met fluitje, één die meestal groter is dan hun natuurlijke fluitje, waarmee zij denken eenieder beschaafd mens te kunnen commanderen.

Ach en Wee, heb meelij, want terwijl wij onze hoofden pijnigen in boek na boek, staan zij daar, gehuld in overall, zwetend, hijgend en puffend, voor de duizendste maal te schaften na het opbreken van de enige doorgaande route richting het zakelijk centrum van den stad.

En elke avond, als wij intellectuelen ons weer nieuwe moed in drinken met een beschaafd jenevertje of gestileerd glas rode wijn, staan ook zij weer te hangen aan de bar. Lurkend aan pijpjes pils, boerend en luid pratend over mokkels en hertjes. Meestal zijn ze getrouwd en wel, waarschijnlijk vanaf hun achttiende af, maar doen zij toch meer dan hun best elk willekeurig vrouwelijk uitziend persoon te strikken in de netten van hun immer aanwezige geilheid.

Kijk dan toch Oh Heer, hoe zij staan te flirten met PABO-meisjes van 20, schattige 17 jarige Gymnasium-meisjes en blonde studentes, terwijl moeder de vrouw thuis wacht met de kroost, in volle tevredenheid voor de beeldbuis, in het volste vertrouwen dat de kostwinner weer eens overwerkt voor het extra beleg op het daaglijks brood. Aanschouw Oh Heer, hoe zij “per ongeluk” een ijsblokje laten vallen in het bloesje van een maagdelijk meisje, of “geïnteresseerd” vragen naar de gemoedstoestand van de onwetende scholiere die zojuist examen heeft gedaan.

Heer, verlos ons van het voetbalvolk en de bier uit blik drinkende boerenzonen, verlos ons van de jaarlijkse toestroom van oranje gekroonde provincialen naar de hoofdstad, waar zij niets anders willen doen dan elke hoek onderkotsen en tegen elke monumentale kerk aan willen pissen.

Heer, leer mij zelf een huis te bouwen en een stoepje te leggen. Leer mij een badkamer betegelen. Leer mij een auto repareren. Het zal het meest verschrikkelijke zijn uit mijn leven, echter, we zullen voorgoed verlost zijn van de klootjesvolkeren op aarde. Geen parketleggers en steigerbouwers meer, dat zal een zachte impuls aan de Nieuwe Werkelijkheid geven.

Geen opmerkingen: